In 1976 ben ik als onderwijzeres begonnen op de Rehobothschool in Zeist. Ik mocht invallen voor mijn moeder, die op haar beurt inviel voor een leerkracht, die een paar maanden ging werken in een Kibboets in Israel. Zo kwam ik aan mijn eerste baan in het onderwijs. Ik zou tot 1985 in het onderwijs blijven. Tussen 1986 en 2002 werkte ik als trainer, afdelingshoofd en opleidingsadviseur bij Arbeidsvoorziening. Mijn moeder is in 1999 overleden en heeft niet meegemaakt dat ik in 2002 weer terugkeerde naar het onderwijs in Zeist.
Vreemd schriftje
In 2002 verhuisde ik dus weer naar Zeist. Toen ik de boekenkast aan het inrichten was viel een schriftje op de grond. Het was een schriftje dat mijn moeder had bijgehouden toen ze als leerkracht inviel op de meisjesschool van de Evangelische Broedergemeente. Het stamt uit 1949. Ik had het bij mijn weten nooit eerder gezien en ik zag het als een soort teken. Het voelde alsof mijn moeder mij wilde laten weten dat ze mijn besluit om terug te keren naar het onderwijs goedkeurde.
Vijfde klas, groep zeven
Ik was aangesteld als directeur en had een ruime inwerkperiode. Terwijl ik mij inwerkte stond ik één dag voor groep zeven. Het was dus logisch dat ik het niveau van deze groep vergeleek met wat ik in het schriftje las. Ik vergeleek de handschriften, de zinsbouw en ook de taalfouten. Wat een verschil!
Aanvankelijk dacht ik dat mijn moeder lessen uit het aardrijkskundeboek had laten overschrijven, maar al toen ik goed keek, bleek dat de kinderen zich hadden laten inspireren door de lessen die mijn moeder gaf. Ik was onder de indruk.
Onvergelijkbaar
Het is verleidelijk om een vergelijking te maken tussen 1949 en nu. Ondanks het feit, dat ik iedereen vrij wil laten om conclusies te trekken, vindt de verwerking van dergelijke lessen nu plaats achter de computer. Kinderen beschikken dankzij het internet over veel meer informatie dan waarover zij toen beschikten. Er wordt minder met de hand geschreven, waardoor de handschriften niet zo keurig zijn als destijds. Je kunt dus wel vergelijken, maar de vraag is welke waarde je aan die vergelijking kunt toekennen?
Voor mij volstaat het kijkje in een schrift uit 1949, brieven met als aanhef “lieve onbekende”, een aanhef, die mij om de een of andere reden ook nog ontroert. Misschien wel omdat we het zo lastig vinden om het onbekende lief te hebben… Maar goed, daarmee betreed ik een totaal ander pad.